Ik zag haar 2 weken geleden: een 49 jarige mevrouw die 14 uur per week werkt op een werkplek waar er aan alle kanten rekening met haar wordt gehouden. Bij haar zou de diagnose hernia gesteld zijn – de huisarts geeft op mijn verzoek om informatie aan dat er sprake is van een lumbago beeld. Zij krijgt oefentherapie en volgens de huisarts is er sprake van verbetering.
Vandaag zag ik mevrouw opnieuw, samen met haar dochter. Er wordt zwaar gezucht en zij gaat zwaarlijvig zitten. Kijkt me dan verwachtingsvol aan. Ik deel met haar de bevindingen van de huisarts en vertel haar dat ik vind dat zij haar werk kan hervatten. Zij kijkt me aan alsof ze mij niet begrijpt en haalt vervolgens een smoezelige, gesleten bruine envelop uit haar jaszak. In de envelop zit de CD met MRI afbeeldingen van haar rug. Of ik daar nog eens naar wil kijken.
Braaf doe ik wat zij zegt. Heel veel wijzer word ik er niet van - ik geloof best dat er een vernauwing aanwijsbaar is. Ik vertel haar dat ook, ook dat ik niet twijfel aan de diagnose. Weer geef ik aan dat dit geen contra-indicatie is om nu weer wat werk op te pakken, aangezien ik weet dat er op de werkplek heel goed rekening met haar wordt gehouden. Zij heeft een leidinggevende die weet hoe het werkt en die prima afspraken met haar kan maken.
De dochter bemoeit zich er nu mee. “Mijn moeder heeft vaak hoofdpijn en als zij op feestjes is spreekt zij mensen die veel minder klachten hebben dan zij en die zitten in de ziektewet. Zij vraagt zich af waarom zij niet in de ziektewet kan blijven!” Moeder zegt dan: “De sociaal verpleegkundige bij de huisarts heeft gezegd dat ik een jaar in de ziektewet moet blijven en dan naar UWV. Dan hoef ik niet meer te werken en kan ik vrijwilligerswerk gaan doen.”
Ik luister, knik begrijpend. Ik leg uit dat het tegenwoordig allemaal niet meer zo gemakkelijk gaat; dat het UWV ‘heel streng’ is geworden. Dat het niet 1 jaar is maar 2 jaar, en dat die 2 jaar zeker niet vrijblijvend zijn. Verder vertel ik haar dat het juist met haar klachten heel belangrijk is dat zij in beweging blijft. Ze kijkt me nog een keer heel indringend aan en zegt dan dat zij wel wil proberen met 2 uur per dag. Ik ga akkoord en adviseer dat zij samen met haar leidinggevende een opbouwplan maakt zodat zij binnen 2 weken weer alle uren inzetbaar zal zijn.
De dochter is het er nog niet helemaal mee eens. “Mijn moeder heeft veel moeite om naar de WC te gaan en weet u, als zij loopt laat zij steeds windjes!”
Héél even overweeg ik om mijn advies bij te stellen – ik denk namelijk dat het hoog tijd wordt dat mevrouw gewoon 14 uur gaat werken zodat zij minder tijd heeft om te focussen op haar klachten en haar lichaam. Ik laat het erbij; haar leidinggevende kent deze mevrouw ook goed genoeg en ik verwacht dat zij dit stokje van mij prima zal overnemen.